Onderwijs 2.0
21st century skills
Levensvaardigheden volgens de 21e eeuwse norm
De samenleving is de afgelopen tijd flink veranderd. Van een industriële maatschappij naar een kennis- of informatiesamenleving waarin het ook belangrijk is dat je zelf actief participeert in netwerken, oftewel de netwerkmaatschappij. Dit vraag om een andere kijk op de ontwikkeling van leerlingen en het klaarstomen van jonge mensen, zodat ze als volwassene succesvol mee kunnen doen in de samenleving. Het 21st century skills is een onderwijsmethode die wij hiervoor zeer geschikt vinden. Wat moeten jongeren eigenlijk leren om optimaal voorbereid te zijn om te kunnen deelnemen in deze samenleving in de 21e eeuw?
Verschillende organisaties wereldwijd hanteren diverse modellen voor 21st century skills. Onderzoekers Joke Voogt en Natalie Pareja Roblin hebben in 2010 doormiddel van een uitgebreide literatuuronderzoek een overzicht gemaakt van 7 nodige vaardigheden. Stichting kennisnet heeft dit omgezet naar een model voor de Nederlandse situatie. In 2016 publiceerde kennisnet in samenwerking met SLO een nieuwe versie van het model met daarin 11 competenties: creatief denken, probleem oplossen, computational thinking, informatie vaardigheden, ICT-basis vaardigheden, mediawijsheid, communiceren, samenwerken, sociale & culturele vaardigheden, zelfregulering en kritisch denken.
Definitie van 21e eeuwse skills
Hieronder worden de 11 competenties nader toegelicht. De competenties zitten verweven in ons beleid en de uitvoering ervan. Content met dank aan wij-leren.nl.
1
Creatief denken
Creatief denken is het vermogen om nieuwe ideeën te vinden. Bij creatief denken hoort het kennen en hanteren van creatieve technieken, het denken buiten gebaande paden, nieuwe samenhangen kunnen zien, (verantwoorde) risico’s durven nemen, fouten kunnen zien als leermogelijkheden en een ondernemende en onderzoekende houding.
Deze competentie behoort tot de 21st century skills omdat complexe maatschappelijke kwesties op mondiale schaal vragen om creatieve oplossingen wanneer standaardoplossingen niet meer voldoen. Creatief vermogen wordt het sterkst ontwikkeld in een rijke leeromgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd om zelf oplossingen te bedenken.
2
Probleem oplossen
Probleemoplossend denken en werken is het vermogen om een probleem te herkennen en een plan te bedenken om het betreffende probleem op te lossen. Het is belangrijk dat leerlingen problemen kunnen signaleren, analyseren en definiëren. Leerlingen moeten strategieën kennen en hanteren om met problemen om te gaan. Ook is het belangrijk dat leerlingen patronen creëren en beargumenteerde keuzes maken.
Bij deze 21e eeuwse vaardigheid is het proces om tot een oplossing te komen belangrijker dan de oplossing zelf. Om de oplossing te vinden, gebruiken leerlingen vakinhoudelijke kennis en vaardigheden.
3
Computational thinking
Om toekomstige problemen te kunnen oplossen, moeten leerlingen begrijpen hoe ze de huidige technologie kunnen gebruiken. Computational thinking bestaat uit meerdere vaardigheden. Leerlingen moeten problemen zodanig kunnen formuleren dat het mogelijk is om digitale toepassingen te gebruiken om de problemen op te lossen. Ook is het belangrijk dat leerlingen data logisch kunnen ordenen en analyseren. Daarnaast moeten leerlingen een keuze kunnen maken voor de beste stappen en bronnen om tot een oplossing te komen. Tenslotte dienen leerlingen het proces te generaliseren zodat ze dat ook bij volgende problemen kunnen toepassen.
Het is belangrijk dat leerlingen over voldoende vertrouwen en doorzettingsvermogen beschikken om complexe problemen op te lossen. Ze ontwikkelen gaandeweg vaardigheden om met anderen te communiceren en te werken aan een gezamenlijk doel.
4
Informatievaardigheden
Deze vaardigheden hebben betrekking op het kunnen signaleren en analyseren van de informatiebehoefte. Leerlingen moeten leren om relevante informatie te kunnen zoeken, selecteren, verwerken, gebruiken en toepassen. Daarvoor het is het nodig dat ze een zoekvraag kunnen formuleren, trefwoorden kunnen generen, informatie kunnen beoordelen en de gevonden informatie kunnen organiseren.
In de 21e eeuw staat er veel desinformatie op het internet. Het is daarom belangrijk dat leerlingen leren om onderscheid te maken tussen bruikbare en onbruikbare informatie.
5
ICT-basisvaardigheden
Basiskennis is voorwaardelijk voor het goed kunnen omgaan met ICT. Leerlingen dienen de basisbegrippen en basisfuncties van computers en computernetwerken te kennen, hardware te kunnen aansluiten en bedienen, standaard kantoortoepassingen te kunnen gebruiken en te kunnen werken met internet en softwareprogramma’s. Ook is het van belang dat leerlingen op de hoogte zijn van en kunnen omgaan met beveiligings- en privacyaspecten.
6
Media wijsheid
De Raad voor Cultuur definieert mediawijsheid als volgt: het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld. Volgens de Raad van Cultuur draait het bij mediawijsheid om drie belangrijke activiteiten die betrekking hebben op alle burgers, dus niet alleen op kinderen.
- Functioneren: mediawijsheid is nodig om goed te kunnen functioneren in de hedendaagse samenleving.
- Participeren: mediawijsheid is nodig om goed te kunnen participeren in het maatschappelijke proces.
- Produceren: mediawijsheid is nodig omdat de nieuwe media uitnodigen tot het produceren van content.
7
Communiceren
Leerlingen moeten doelgericht boodschappen kunnen overbrengen en begrijpen. Ze moeten adequaat kunnen omgaan met verschillende communicatieve situaties en communicatiepartners. Ze moeten passende communicatiemiddelen kunnen hanteren en effectief gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van ICT en technologie.
Communicatie wordt steeds belangrijker. Mensen zijn in toenemende mate met elkaar verbonden en zijn zich vaak onvoldoende bewust hoe groot het bereik van hun communicatie is. In het onderwijs neemt communicatie ook een grote rol in, het is van belang in alle vakken en leergebieden. Communicatie is essentieel bij persoonsvorming en de ontwikkeling van burgerschap.
8
samenwerken
Samenwerken is het gezamenlijk realiseren van een doel waarbij je anderen aanvult en ondersteunt. Samenwerken bevat zowel een sociale als een cognitieve component. Het gaat om het (h)erkennen van verschillende rollen bij jezelf en anderen, hulp en feedback vragen, geven en ontvangen, een positieve en open houding hebben, verschillen respecteren, onderhandelen en afspraken maken, functioneren in heterogene groepen en effectief communiceren.
In de 21ste eeuw wordt voornamelijk gewerkt in teams. Dit kunnen leerlingen op school leren door groepswerk. Zo leren ze niet alleen van de interactie met de docent, maar ook van de interactie met elkaar. Door te reflecteren op een samenwerking leert de leerling daarnaast meer over zichzelf.
9
Sociale en culturele vaardigheden
Deze vaardigheid betreft het effectief kunnen leren, werken en leven met mensen met een verschillende etnische, culturele of sociale achtergrond. Sociale afkomst en cultuur zijn bepalend voor hoe je denkt, handelt, met elkaar omgaat en communiceert. Om in de 21ste eeuw goed te kunnen samenleven met mensen waarmee je verschilt in achtergrond, is het belangrijk kennis te hebben van verschillende opvattingen en daar rekening mee te houden. Klassen zullen steeds diverser worden. Daarom is het goed als leerlingen sensitief omgaan met verschillen en hun talenten inzetten om aan te sluiten bij de ander.
Leerlingen moeten hun eigen gevoelens, opvattingen en cultuur kunnen benoemen en daarop kunnen reflecteren. Ze moeten zich bewust zijn van de eigen individuele en collectieve verantwoordelijkheid in de maatschappij. Ze moeten inlevingsvermogen kunnen tonen en belangstelling voor anderen. Het is belangrijk dat leerlingen leren om gedragscodes in verschillende sociale situaties te herkennen en dat ze constructief kunnen communiceren in verschillende culturele situaties.
10
Zelfregulering
Niet klakkeloos de aanwijzingen volgen, maar zelfstandig handelen en daar de verantwoordelijkheid voor nemen. Dat is waar zelfregulering om draait, rekening houdend met de context en de eigen capaciteiten. Specifieker gaat het bij zelfregulering om het stellen van realistische doelen en prioriteiten op basis van eerdere ervaringen, doelgericht handelen, het plannen van het proces, reflecteren en zicht hebben op de consequenties van het eigen handelen voor zichzelf en de omgeving.
In de 21ste eeuw wordt men steeds meer aangesproken als individu. Iedereen moet verantwoordelijkheid nemen voor zijn of haar eigen leven en zelfstandig kunnen handelen. Daarom is het belangrijk dat leerlingen zelfregulering aanleren. Zelfstandig leervermogen is hierbij ook belangrijk. Leerlingen moeten zich voorbereiden op een leven waarin ze zelf hun kennis op peil moeten houden en nieuwe kennis blijven verwerven.
11
Kritisch denken
Dit is het vermogen om zelfstandig te kunnen komen tot weloverwogen en beargumenteerde afwegingen, oordelen en beslissingen. Leerlingen hebben daar denkvaardigheden voor nodig, houdingsaspecten, reflectie en zelfregulerend vermogen.
Onder denkvaardigheden vallen de capaciteiten informatie te kunnen doorzien en op waarde te kunnen schatten, onjuistheden te signaleren en een visie of mening te kunnen beoordelen. Zo kan een leerling beargumenteerd zijn of haar standpunt bepalen en een beslissing nemen.
Hier hoort een kritische houding bij. Leerlingen moeten goed geïnformeerd willen zijn, geneigd zijn om redenen en oorzaken te zoeken, standpunten van anderen respecteren en bereid zijn om die standpunten te laten meewegen in hun beslissing. Ook reflectie en zelfregulerend vermogen zijn belangrijk. Een kritische leerling onderzoekt zijn of haar eigen denkproces en stelt zo nodig de beslissing, opvatting of actie bij.
Leerlingen kunnen in hun leeromgeving worden uitgedaagd tot kritisch denken wanneer de docent de leerlingen eerst vraagt om een onderwerp, vraag of probleem te analyseren voordat ze hun mening vormen. Ook helpt het om achteraf te reflecteren op hoe het kritisch denken een rol heeft gespeeld bij het proces en te bedenken wat de volgende keer anders of beter kan.
Life Skills voor wereldburgers
Voor leerlingen die opgroeien in een bi-culturele omgeving hebben wij het Life Skills programma ontwikkeld. Gedurende het programma krijgen deelnemers handvatten om te kunnen ontdekken wie ze zijn, waar ze goed in zijn, hoe de samenleving functioneert, welke mogelijkheden er voor hen zijn en wat hun dromen en drijfveren zijn. Ook versterkt en ontwikkelt de deelnemer vaardigheden en karaktereigenschappen die hen helpen om doelen vorm te geven en om te gaan met uitdagingen. Zo kunnen ze zich bewust worden van hun rol in de samenleving en die rol in overeenstemming brengen met hun ambitie. Kortom: we zoomen in op de verschillen in achtergronden en hoe de leerling zijn eigen ik kan vormgeven.